Notitie m.b.t. herstructurering antidiscriminatievoorzieningen

Er wordt al een geruime tijd gesproken over de benodigde herstructurering van de Antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s). Deze visie wordt gedeeld door verschillende gemarginaliseerde gemeenschappen waarvan een aantal hun visie vertaald hebben in een manifest met concrete aanbevelingen aan eindverantwoordelijken om (institutioneel) racisme tegen de betreffende groep tegen te gaan en om hen te voorzien van relevante informatie over welke beleidsversterkingen nodig zijn.

 

In de kamerbrief van 23 juni over het vervolgtraject slavernijverleden staat dat de (demissionair) minister het belang (h)erkent van stevig gepositioneerde, kundige en breed inzetbare (ADV’s waar mensen terecht kunnen voor advies en bijstand, die een samenwerkingspartner zijn voor politie en OM in de regionale discriminatie-overleggen, die gesprekspartner zijn voor gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven in hun regio en die hen ook trainingen en advies kunnen bieden. Daarvoor is in ieder geval nodig dat de ADV’s een preventietaak krijgen en dat de financiering van de ADV’s op een andere wijze wordt ingevuld.

 

Uiteindelijk is het de ambitie dat alle ADV’s opgaan in een centrale organisatie en  kunnen fungeren in de lokale en regionale aanpak van discriminatie. Het toewerken naar deze stip op de horizon is echter een meerjarenplan. In de tussentijd is het de bedoeling dat de minister van BZK nu al start met de uitbreiding van de taken van de ADV’s met een preventietaak.

 

Deze ambities komen voort uit het onderzoek van Berenschot naar de lokale aanpak van discriminatie in Nederland en de uitkomsten van het rapport over de inrichting, takenpakket en financiering van de ADV’s, dat eind maart verscheen. Het rapport van Berenschot gaat o.a. in op het takenpakket, zichtbaarheid, vindbaarheid, organisatievorm, financiering, meldingstoegankelijkheid en meldingsbereidheid. Daarnaast worden drie verschillende scenario’s geschetst met toekomstperspectieven voor de inrichting van de ADV’s, waarover in het rapport het volgende staat:

 

“Voortschrijdend inzicht tijdens het onderzoek liet zien dat er slechts drie scenario’s bestaan met daadwerkelijk potentieel voor het oplossen van alle knelpunten…De brede infrastructuur in het geheel, maar specifiek het maatschappelijk middenveld en enkele ADV’s, benadrukken de behoefte aan oplossingen ook wanneer deze drastische veranderingen inhouden. Dit bleek duidelijk in de twee validatiesessies met de brede infrastructuur waar drie conceptscenario’s uitvoerig zijn besproken en aangescherpt, in de sessies en in de schriftelijke feedbackgelegenheid die deelnemers is geboden. De scenario’s zijn hiernavolgend gerangschikt op ambitie-en inspanningsniveau. Voor alle scenario’s is allereerst bekeken of zij aan de minimale bouwstenen voldoen. Alleen voor het scenario dat hieraan voldoet (scenario 3) is daarnaast een gedetailleerde voor-en nadelenanalyse beschreven.”

Wie dit leest denkt al gauw,  dat er eigenlijk maar een echte optie mogelijk is, namelijk het derde scenario waarbij Berenschot voorstelt dat er een nieuwe antidiscriminatiewet komt en een landelijke Stichting Antidiscriminatie. De stichting gaat vooral in op de regionale en lokale aanpak van discriminatie en zou moeten worden opgericht naar het voorbeeld van Slachtofferhulp en het Juridisch Loket. Ook worden gemeenten in dit scenario verplicht lokaal een antidiscriminatiebeleid op te stellen en uit te voeren.

 

Hoewel het rapport en vooral het derde scenario een grote stap in de goede richting is, gaat het voorbij aan de maatschappelijke ontwikkelingen en de kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld uit de gemarginaliseerde gemeenschappen. De belangrijkste feedback tijdens de validatiesessies waar Berenschot in hun rapport naar verwijst, was dat geen een van de drie scenario’s ingaat op het voorkomen en bestrijden van (mogelijke) institutionele vormen van uitsluiting op landelijk niveau  en dat dit een essentiële taak zou moeten zijn van de nieuw te vormen landelijke antidiscriminatie-organisatie. Het is een gemiste kans dat zowel Berenschot als de minister niks met deze feedback heeft gedaan.

 

Waar de grootste behoefte ligt is een onafhankelijke Antidiscriminatie-organisatie met voldoende mandaat en (financiële) middelen. Een organisatie die boven alle partijen (inclusief) ministeries staat en die naast lokaal en regionaal ook op landelijk niveau zich bezighoudt met het voorkomen en bestrijden van (institutionele vormen) racisme en discriminatie. Een organisatie waar in de toekomst o.a. de taken en het nationaal programma van de Nationale Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en de taken en het werkplan van de Nationale Coördinator Antisemitismebestrijding ondergebracht worden. Een organisatie waar burgers en/of organisaties een beroep op kunnen doen wanneer zij gediscrimineerd worden door overheid. Denk hierbij aan het toeslagenschandaal en de recente ontwikkelingen bij DUO. Belangrijk hierbij is dat er gekeken wordt naar de wijze waarop de Nationale Ombudsman als Hoge College van Staat georganiseerd is. Met als aanvulling dat de overheid wel verplicht is om gevolgen te verbinden aan de uitspraken van deze landelijke antidiscriminatie-organisatie.

 

Tevens kan geleerd worden van de wijze waarop de tien Regionaal Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC), die partners ondersteunen bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit, georganiseerd zijn. De nieuw te vormen antidiscriminatie-organisatie zou overheidsdiensten en de maatschappij kunnen helpen om racisme en discriminatie in de samenleving te stoppen waarbij er niet alleen is voor de preventieve kant, maar ook voor de curatieve en repressieve kant.

 

Het landelijke zorgt voor verbinding tussen de regionale/lokale en de landelijke partners. Daarnaast signaleert en inventariseert (landelijke ontwikkelingen op het gebied van (institutionele vormen van) racisme en discriminatie.

Bij regio-/lokaal-overstijgende problemen, zoals het toeslagenschandaal, coördineert het landelijk bureau de landelijke aanpak. Elk regionale/lokale bureau werkt vervolgens zelfstandig binnen de landelijke governance en kwaliteitsmanagementsysteem, onder aansturing van het landelijk bureau. De regionale/lokale bureaus vormen voor partners een informatieknooppunt voor casuïstiek. De nieuwe antidiscriminatie-organisatie stelt teven integrale handhavingsadviezen op en stemt projectmatig bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en fiscale interventies af met regionale partners.

 

Kortom het voorgestelde scenario voor een landelijke Stichting Antidiscriminatie vanuit Berenschot biedt perspectief, maar vertoont helaas nog te grote gebreken ten opzichte van wat Nederland daadwerkelijk nodig heeft in het voorkomen en bestrijden van racisme en discriminatie. Het is een gemiste kans als de ervaring, feedback en ideeën vanuit het maatschappelijk middenveld uit de gemarginaliseerde gemeenschappen onvoldoende mee worden genomen in de toekomstige landelijke antidiscriminatie-organisatie.

 

Ondertekend door: